homeVoorpagina whoisWie zijn wij? penZelf schrijven boeiHelp pijlLog in penRegistreer

Strategische Toekomstdialoog Zelfredzaamheid 2020

Ik zal mij eerst even voorstellen: ik ben Ahmed El Mesri, en ik ben gevraagd in mijn hoedanigheid als voorzitter van de stichting Onze Hoop. Onze Hoop is een organisatie die zich inzet voor het welzijn van migranten met een handicap. Zoals u ziet heb ik zelf ook een beperking, reeds geruime tijd zit ik in deze rolstoel door een ongeluk dat ik gehad heb op jonge leeftijd. Ik was een jonge man, vol van het leven en vol van mijn nieuwe vaderland, Nederland, waar ik beland was en waar ik heel snel verliefd op geworden ben.
2009-11-12_Zelfredzaamheid-g.doc

Ik ben geboren in Marokko, maar heb Nederland van het begin af aan beschouwd als mijn nieuwe vaderland, het land waar ik de rest van mijn leven zou slijten. Veel van de dromen die ik had toen ik hier kwam, zijn niet uitgekomen, waaraan het ongeluk dat mij in deze rolstoel deed belanden, een heel grote bijdrage geleverd heeft. Dat heeft er wel toe geleid dat ik de wereld van een andere kant ben gaan bekijken: wie een handicap heeft wordt met heel andere dingen geconfronteerd, dingen die voor mensen die die handicap niet hebben, heel vanzelfsprekend zijn, maar voor de mensen met een beperking opeens niet meer zo vanzelfsprekend.
Naast mijn beperking ben ik natuurlijk ook een Nederlander met een allochtone afkomst en ik dacht dat dat, gecombineerd met mijn situatie, wel eens in mijn voordeel en dat van anderen uit kon pakken, aangezien ik de specifieke situatie van migranten aan den lijve heb ondervonden en nog dagelijks ondervind, aangezien ik de problemen waar mensen met een heel andere achtergrond dan een Nederlandse of een West Europese van binnen en van buiten ken en aangezien ik door mijn gehechtheid aan en inburgering in de Nederlandse gemeenschap wel eens een brugfunctie zou kunnen vervullen tussen verschillende bevolkingsgroepen.
Inmiddels ben ik met het vervullen van deze brugfunctie al ruim twintig jaar bezig: ik heb jaren geleden een vereniging opgezet, Assadaaka, die zich bezighoudt met het begrip kweken tussen de tussen aanhalingstekens ‘ Nederlandse’ cultuur en de vele andere culturen die inmiddels deel uitmaken van deze samenleving.

Op basis van de ervaringen die ik hiermee opgedaan heb, werd mij steeds duidelijker dat een groot deel van de allochtone mensen op geen enkele wijze deelneemt aan de maatschappij.
Ik vroeg mij af hoe dit toch kwam: deelname aan de maatschappij waarin je leeft immers is een belangrijke stap op weg naar integratie en integratie is ook voor je persoonlijke levensgeluk, een belangrijke stap, en waarom zouden mensen niet zelf werken en bijdragen aan hun eigen welbevinden, of geluk, zo je wilt.
Dat is de ene kant van het verhaal: de specifieke situatie waar met name mensen met een niet westerse achtergrond mee te maken hebben; het sociale isolement, onbegrip van de omgeving, soms zelfs ronduit vijandigheid, geen contact kunnen maken omdat men de taal niet voldoende meester is, maar dus ook zo min mogelijk deelnemen aan de maatschappij. Wij kennen allemaal de situatie en sedert een aantal jaren onderkennen wij – en daar bedoel ik ook de overheid mee – haar ook. De mensen die als jonge mannen naar Nederland kwamen om te werken en eigenlijk alleen om te werken, om geld te verdienen, en om zo snel mogelijk weer terug te gaan naar huis. De term ‘gastarbeider’ geeft dit al duidelijk aan.
Maar het is anders verlopen, want die grote stroom mensen die wij nu ‘de eerste generatie’ noemen, wonen hier nog steeds en hoewel de kans dat zij ooit terug zullen keren naar hun geboorteland, hun geboortestreek, praktisch nihil is, hebben zij diep in hun hart nog steeds die droom, dat verlangen, terug te gaan naar huis. Nederland is nooit hun thuis geworden, ze zijn niet aangepast, niet ingeburgerd, begrijpen nog steeds niets van de Nederlandse samenleving en kennen de weg er ook helemaal niet. Ik wil hier verder geen kaartje aan hangen van ‘goed’ of ‘fout’ of hoe zij dat toen hadden moeten doen of hoe de overheid toen op deze groep mensen had moeten reageren, ik wil het alleen maar constateren.
Dus, hoe wij het ook vinden: deze groep mensen bestaat, is er, en er laat zich gemakkelijk raden wat er aan het gebeuren is, de tweede kant van het verhaal: deze ‘eerste generatie migranten’ staan op het punt om met pensioen te gaan of zijn net gepensioneerd, zij zijn oud geworden, en ouderdom komt veelal met gebreken.
Maar in mijn jarenlange ervaring met migrantenwerk heb ik gemerkt dat veel migranten niet alleen lichamelijke gebreken hebben, maar dat er ook psychische problemen bijkomen die de bestaande problemen alleen maar groter maken. Zoals gezegd: de meesten hebben nog steeds de geheime wens om hun laatste jaren in hun geboorteland door te brengen, hetgeen een zware aanslag is op je gelukservaren hier.
Daarnaast zijn de lichamelijke problemen waar velen van hen mee kampen, een groot probleem, zowel voor henzelf als voor hun omgeving. In de Nederlandse ‘mentaliteit’ is een lichamelijke beperking al een moeilijk onderwerp, in de migrantenwereld, als ik het even zo mag noemen, is het helemaal een groot taboe: een lichamelijke beperking is een schande, sommigen zien er zelfs een straf van God in. Een dergelijke kijk maakt het niet makkelijker om ermee leren om te gaan; vaak wil men er ook niet mee naar buiten, zodat men ook de nodige medische hulp niet ontvangt.
Daarom heb ik het voormalige Comité Onze Hoop opgericht, inmiddels een stichting, die probeert migranten met een beperking te begeleiden naar een levenswijze, een leren omgaan met hun handicap, een draaglijk bestaan, een zo aangenaam mogelijk bestaan. Ik heb geprobeerd een schets te geven van de problematiek waar wij ons voor geplaatst zien, maar meer dan een schets kan het niet zijn. Ik kan niet in detail treden over alle aspecten die ik hier boven even aangestipt heb. Ik kan alleen nogmaals benadrukken dat de groep waar ik heb over heb, een moeilijk bereikbare groep is, maar een groeiende groep, die over ruim 10 jaar – wij spreken immers over zelfredzaamheid in 2020 – een substantieel deel uit zal maken van de 65-plussers.
Er is te voorzien dat deze groep een belangrijk beroep zal gaan doen op de zorg: er bevinden zich immers veel mensen onder die in hun werkzame leven zware lichamelijke arbeid verricht hebben, waar hun lichaam nu de tol voor betaalt in de vorm van lichamelijke aandoeningen; er bevinden zich veel mensen onder die pas op latere leeftijd naar Nederland gekomen zijn en daardoor geen volledige AOW-rechten opgebouwd hebben, immers, als je op je 25 naar Nederland gekomen bent, heb je maar 40 jaar AOW-rechten opgebouwd en dat voel je in je portemonnee, als je 65 wordt.
En dan tenslotte nog het psychische lijden, dat voortkomt uit het verscheurd zijn tussen twee werelden en in geen van beiden echt thuishoren.
Dames en heren, ik ben blij dat ik voor deze bijeenkomst uitgenodigd ben, als Nederlander, maar ook als allochtoon. Want mijn ervaring in het debat en in het beleid is dat er wel heel veel óver allochtonen gepraat wordt, maar heel weinig mét. Dat maakt dat oplossingen die aangedragen worden, vaak wel een heel mooi academisch tintje hebben, maar in de praktijk de plank volledig misslaan. Het is belangrijk dat mensen die zelf direct ervaring hebben, zowel van de Nederlandse als van de allochtonenkant, die zelf ook ervaringsdeskundig zijn, hun stem laten horen.
Juist omdat deze mensen al zo moeilijk bereikbaar zijn en vaak een heel dubbele en niet altijd positieve kijk op de Nederlandse samenleving hebben, is het van het grootste belang dat zij een stem krijgen in debatten als deze, zodat zij misschien toch het idee krijgen dat er naar hen geluisterd wordt. Het is nog niet te laat, maar het is wel laat: het wordt tijd voor actie.

Ik dank u wel voor uw aandacht.

Toespraak: Dhr. A. El Mesri op donderdag 12 november 2009 in Gasterij De Buurvrouw te Utrecht.

Gepost door Mesri
Cafe • (0) CommentaarPermalink



Naam:

Email:

URL:

Smileys

Onthoud mijn persoonlijke informatie

Mail me bij vervolg-commentaar


Terug naar de hoofdpagina

Zoeken

geavanceerd zoeken