De Raad van State heeft het behaagd onverplicht advies uit te brengen ten aanzien van conceptstukken van de Miljoenennota van dit jaar. Gezien het feit dat de Raad (onder formeel voorzitterschap van ‘de Koning’) er is om ‘de Regering’ te adviseren lijkt het mij pikant dat nog voor de definitieve stukken besproken zijn de Raad al ongevraagd advies geeft. Laten we maar eens kijken naar dat advies dan…
Na enige inleidende woorden over waar traditiegetrouw elke Miljoenennota mee begint (namelijk een terugblik over het voorafgaande jaar en de bereikte resultaten) vervolgt het ongevraagde advies met een contextschets waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat inderdaad volgens europese monetaire maatstaven Nederland het best wel goed doet (samen met “Finland, Luxemburg en Cyprus”) en dat daarentegen grote landen als Frankrijk en Italië aan het einde van de zogenaamde hoogconjunctuur nog steeds tegen een begrotingstekort van 3% aanhikken, wat ooit eens de bottom line was om de lokale munt in het europees monetair stelsel te houden ter introductie van onze eenheidsdollar. De Raad spreekt dus de vrees uit dat nu er een enorme economische volatiliteit lijkt te ontstaan, deze begrotingstekorten alleen maar zullen toenemen, wat dus de bijl aan de wortel van onze eenheidsmunt gaat leggen, waar niet tegenop te begroten valt door een klein landje als Nederland, immers ons landje heeft geen controle meer over de gehanteerde valuta, welke uitbesteed is aan de Europese Centrale Bank. Op zich prijst de Raad het gehanteerde trendmatige begrotingsbeleid, wat wil zeggen dat er in de begroting posten zijn opgenomen die als het ware zelfcompenserend zijn als er grote schommelingen in bijvoorbeeld de olieprijs plaatsvinden, tenminste, dat is vooraf ingeschat de bedoeling.
Sociaal, economisch en monetair beleid (welke laatste dus in beperktere mate (binnen overkoepelende randvoorwaarden) door de individuele EU landen wordt uitgevoerd sinds de invoering van de ECU) heeft te maken met het scheppen van voorwaarden danwel het stimuleren tot en met in zekere banen leiden van de economische activiteiten. In ons polderlandje gebeurt dat inmiddels weer in samenspraak met de sociale partners. Punten van aandacht zijn vooral loontrends (hoe lager de loonstijging hoe goedkoper de produktie), werkgelegenheid (hoe meer werkgelegenheid hoe meer belastinginkomsten en hoe minder uitkeringskosten), arbeidsproduktiviteit (hoe meer werk per tijdseenheid er verricht wordt hoe groter de produktie), logistiek (hoe efficiënter de transportmogelijkheden hoe goedkoper en sneller de distributie), innovatie (hoe meer technologische vernieuwing in de bestaande processen hoe beter de kwalitatieve marktpositie), en afgeleiden daarvan als belastingheffing (bv ww-premies en btw), scholing, reïntegratie, kenniseconomie, infrastruktuur en dergelijke. Die hebben allemaal een kostenplaatje, en het kostenplaatje wordt uitgedrukt in al dan niet efficiënte en effektieve investeringen door middel van geld, en dat geld heeft een niet door Nederland controleerbare waarde, echter de Rijksbegroting kan wel schipperen met diverse inkomsten en uitgaven tegen elkaar uitspelend. Hogere energieprijzen veroorzaken danwel een hogere accijnsopbrengst maar tevens een lagere afname, zodat de accijnsopbrengsten minder zullen schommelen. Lagere belasting op arbeid zal het inhuren van werkkrachten bevorderen waardoor er een afname van uitkeringen plaats zou kunnen vinden. Scholing leidt tot initiële investeringen die echter wel produktiviteitsbevorderende effekten zou moeten kunnen ressorteren. Kortom heel veel zaken zijn met elkaar verbonden, en in de rijksbegroting proberen diverse politieke stromingen hun waarheden door te drukken op deelvlakken.
Terugkerend naar het advies van de Raad van State, zij wijzen op externe (lees: intern moeilijk controleerbare danwel inschatbare) factoren als de internationale conjunctuur, grondstofprijzenontwikkeling, financiele marktencrises met internationale uitstraling, en omdat wij een faciliterende rol spelen in de doorvoerhandel en -logistiek zijn wij als economie afhankelijk van aktiviteiten van niet door ons te controleren economische ontwikkelingen.
Daarnaast zal ons arbeidspotentieel afkalven vanwege de ‘vergrijzing’, terwijl de groep werkenden nu juist de groep zijn die middels hun uitgeoefende produktiviteit de nationale inkomsten inverdienen. Die zijn de feitelijke netto belastingbetalers, die het regulerend principe van de overheid financieren, alsmede de (vaak tijdelijke) probleemgevallen faciliteren. Daarbij speelt de duurzaamheidsclausule nog een rol, waarbij steeds meer de zogenaamde externe effekten worden ingecalculeerd in het economisch kostenplaatje. Dat brengt enerzijds een extra last in economische termen met zich mee, maar aantoonbaar tevens een prijsgunstig lange termijneffekt vanwege de preventieve werking die ervan uitgaat, en daarbij ook de opening van nieuwe marktsegmenten en dus technologische innovaties. Dit ligt echter ook in de investeringensfeer omdat het niet gelijk geld in het laatje brengt.
Wat brengt er dan wel geld in het laatje? Nederland is verworden tot een dienstensectorland, wat inhoudt een faciliterende funktie. Dat kan zowel hoog (technologische en wetenschappelijke ondersteuning) als laag (hulp danwel arbeidskracht, of noem het slavernij). Het verschil is dat we dan zelf niets concreets meer produceren, maar gereedschappen aanreiken, danwel arbeidskrachten leveren voor andermans produktiviteiten. Wat ons nog scheidt van de absolute slavernij is onze kenniseconomie, en onze enige dure grondstof, namelijk aardgas. Nu sla ik voor het gemak even onze deteriorerende agrarische sector over. Die laatste is danwel buitengewoon produktief, ook in technologische opzichten, maar feitelijk zitten we gewoon op de verkeerde breedtegraad om onze concurrentiepositie nog lang vol te houden, mede vanwege de vervoersmogelijkheden wereldwijd. Ik ga het hier al helemaal niet over het subsidiemonster hebben…
Feitelijk wijst de Raad van State op onze kwetsbare positie temidden van het internationaal economisch getij. Er lopen al gekken rond die liever kernenergie verkiezen boven afhankelijkheid van Russisch gas, terwijl juist Rusland voor tweederde hun winsten behalen op deze grondstof in Europa. Blijkbaar vindt er nog steeds een nationale reflex plaats als het gaat om de eigen financiële positie, terwijl in één adem de vrije markteconomie, zo u wilt het einde der geschiedenis verheerlijkt wordt.