De nieuwe biometrische-elektronische paspoorten en ID-bewijzen ingevoerd in Nederland
Intro
Nog drie weken, dan worden, 26 augustus 2006, in Nederland de nieuwe
biometrische-elektronische paspoorten en ID-bewijzen ingevoerd. Vanaf die dag
aangemaakte persoonsbewijzen bevatten een chip met de volgende gegevens: - de
weergave van een kleurenfoto die geschikt is om een gezichtscan te maken. -
naam, voornamen; - geboortedatum; - geslacht; - documentnummer; - sofi-nummer
(in de toekomst het uitgebreidere burgerservicenummer); - datum einde
geldigheid document. Vingerafdrukken worden toegevoegd zodra de Europese Unie
de technische specificaties heeft vastgesteld.
Critici van de actiegroep ID Nee startten een kaartenactie tegen biometrische
persoonsbewijzen omdat invoering ervan mensen zonder zo`n persoonsbewijs
uitsluit van het maatschappelijk verkeer.
Uitsluiting van de samenleving is een biopolitiek mechanisme dat reeds op de
voortplanting wordt losgelaten. Foetussen die het syndroom van Down zouden
kunnen hebben, worden uitgeselecteerd voor nader onderzoek. Myra van Zwieten
promoveerde op de praktijk van deze prenatale diagnostiek en gaf een kijkje in
de keuken. Ze probeert uit de doeken te doen hoe er wordt omgegaan met
zogenaamde onverwachte resultaten tijdens prenatale diagnostiek. Bij het lezen
van haar werk zat Herman, die het proefschrift voor u recenseert, zich voor te
stellen hoe al die mensen dagelijks in die laboratoria aan het werk zijn,
cellen aan het kweken zijn, overleggen, met mensen praten over de resultaten,
puncties in vrouwenlichamen doen, etc., alleen omdat Down niet wordt gezien als
een variatie op het leven die er gewoon mag zijn.
Gepost door
Mesri op Saturday, 05 August 2006
PolitiekZB •
Permalink
2. Actie tegen biometrie in paspoort
* Biometrie
Op 26 augustus 2006 wordt in Nederland een paspoort met een chip ingevoerd met
biometrische kenmerken. Biometrie is het meten van lichaamskenmerken waarmee je
mensen van elkaar kunt onderscheiden. De vorm van het gezicht, vingerafdrukken,
de vorm van de hand, het oor het oog of de iris zijn biometrische kenmerken,
waarmee mensen geidentificeerd kunnen worden. Ook DNA is een biometrisch
identificatiemiddel.
* Welke biometrische kenmerken komen er op die chip?
In september 2006 komt er een foto van het gezicht op de chip. Zes maanden later
doch uiterlijk op 28 juni 2009 worden daar de vingerafdrukken van de linker en
rechterwijsvinger aan toegevoegd.
Mensen die absoluut geen identificatiechip willen of tegen het vastleggen van
biometrische lichaamskenmerken zijn hebben nog tot 18 augustus de tijd om daar
zo lang mogelijk, maximaal 5 jaar, van verschoond te blijven.
* Hoe werkt dat precies? Hoe wil men die kenmerken op het paspoort zetten?
Als je een paspoort of identiteitskaart aanvraagt moet je een pasfoto in kleur
inleveren die aan speciale eisen voldoet. De foto moet recht van voren zijn
opgenomen en een grijze achtergrond hebben. Je ogen moeten goed zichtbaar zijn
omdat met biometrische apparatuur de afstand tussen je ogen wordt gemeten. Je
gezicht mag niet bedekt zijn, ook als je een bril draagt moeten je ogen goed
zichtbaar zijn. Glimlachen is niet toegestaan. Je vingerafdrukken worden
gescand met een vingerscanner, dat is een apparaatje met een klein lensje waar
je je vinger op moet leggen en dan wordt er een soort foto van de vingerafdruk
gemaakt.
* Wat gebeurt er als personen vanwege een handicap geen biometrische kenmerken
kunnen afgeven?
Het is de bedoeling dat er afspraken komen voor personen voor wie het door
gezondheidsproblemen of een handicap niet mogelijk is vingerafdrukken op te
nemen.
* Uitsluiting uit het maatschappelijk verkeer
Het paspoort is niet alleen een reisdocument, het geeft ook toegang tot de
maatschappij. Omdat er een identificatieplicht is ingevoerd voor ziekenhuis,
werk, studie, uitkering, de bank enzovoort, loop je het risico dat je, als je
ernstige bezwaren hebt tegen biometrie, niet meer kunt deelnemen aan de
maatschappij. Net zoals illegalen, die daarvan schandalig genoeg nu al
wettelijk van worden uitgesloten. Deelname aan het maatschappelijk verkeer
wordt ook voor niet illegalen afhankelijk van biometrische registratie!
* European Healthcard
Op 20 oktober 2003 hebben de Europese ministers in Luxemburg besloten dat er ook
een gezondheidspas, de European Healthcard komt, ook weer met biometrie. Die
kaart wordt ook gebruikt voor de opslag van persoonlijke gegevens van
werknemers die van het ene EU-land naar het andere verhuizen. De European
Health Card is dus niet alleen een zorgpas, maar gaat ook dienen als
toegangspas voor het verkrijgen van werk. (NB Denk ook aan de voorgestelde
Europese Grondwet. Daarin staat niet dat iedere burger in de EU recht heeft op
werk maar recht op toegang tot werk.)
* Rijbewijs
In oktober wordt er een nieuw rijbewijs ingevoerd, in het formaat van een
creditcard. Daarop is ook al ruimte voor een chip. De Europese Commissie wil
alle soorten rijbewijzen binnen de EU vervangen door een nieuw uniform
rijbewijs met biometrie. Dit nieuwe rijbewijs maakt deel uit van een programma
om het goederentransport over de Europese wegen te vergroten.
* Is het biometriepaspoort wel veilig?
Biometrie is niet zo veilig als men ons wil laten geloven. De gelaatscan heeft
een foutmarge van 10% tot 25%, Het gezicht kan in een paar jaar tijd wezenlijk
veranderen, waardoor de persoon door het systeem niet meer wordt herkend. De
vingerscan heeft een foutmarge van ongeveer 3 tot 5%. Dat is 30.000 tot 50.000
keer op een miljoen mensen. Die foutmarge treft personen die ten onrechte door
biometrische apparatuur worden geaccepteerd (dus ten onrechte als iemand anders
worden geidentificeerd) of ten onrechte worden afgewezen (dus niet herkend als
de persoon die hij of zij is). Bij mensen uit zuidoost Azie is de foutmarge
zelfs iets hoger. Ook bij kinderen en personen ouder dan zestig is deze
techniek niet bruikbaar. De apparatuur kan men foppen met in gelatine gedrenkte
vingers of met namaak vingerafdrukken.
* Biometrie helpt niet tegen terrorisme!
Volgens de overheid helpt biometrie om terroristen op te sporen maar de
terroristen die verdacht worden van de aanslagen op 11 september 2001 zijn met
hun eigen paspoorten door alle controles heengelopen, ondanks waarschuwingen
van diverse inlichtingendiensten dat er mogelijk aanslagen gepleegd zouden
worden. De personen die verdacht worden van de aanslagen in Londen hadden hun
creditcard met hun eigen naam bij zich en zijn door beveiligingscamera` s
geregistreerd. De aanslagen konden daardoor niet worden voorkomen.
* Komen de biometrische kenmerken alleen op het paspoort en identiteitskaart?
Nee, die kenmerken komen ook in de gemeentelijke database en kunnen online
worden opgevraagd. Het kabinet Balkenende wil bovendien de biometrische
kenmerken van iedereen die een paspoort of identiteitskaart aanvraagt, in een
centrale database opslaan als ondersteuning van de identificatieplicht. In
december 2003 vergaderde het parlement over de identificatieplicht, maar
minister Donner wilde toen geen discussie over biometrie, terwijl al bekend was
dat er een biometrisch paspoort zou worden ingevoerd. Op 24 januari 2005, toen
de identificatieplicht net was ingevoerd, kondigde het kabinet Balkenende aan
een centrale database te willen bouwen.
Wat zijn de gevaren van een centrale database?
Een database met alle pasfoto’s en vingerafdrukken van ons allemaal geeft de
overheid een krachtig instrument om de bevolking te controleren en verleent
haar zodoende een extreem grote macht.
Dat past niet in een rechtstaat, waarin je niet hoeft mee te werken aan je eigen
veroordeling. Een database met pasfoto?s kan gekoppeld worden aan
beveiligingscamera?s met gezichtsherkenningssoftware; daarmee kunnen mensen
worden gevolgd zonder dat zij daar vanaf weten. Een database met foto’s en
vingerafdrukken van iedere paspoorthouder is een inbreuk op de privacy van
iedere Nederlander van 14 jaar en ouder. Bovendien zijn databases nooit
afdoende te beveiligen. Volgens Bart Jacobs, informaticus aan de Radboud
Universiteit Nijmegen, is een centrale paspoort databank een geliefd doelwit
van criminele hackers en dat maakt grootschalige identiteitsdiefstal mogelijk.
Een databank zou alleen zin hebben als de chip in het paspoort het begeeft.
Zijn collega Jaap-Henk Hoepman wijst op een ander gevaar. Zo zou het slechts
een kwestie van tijd zijn voordat de politie inzage in de database krijgt om
vingerafdrukken te zoeken.
Nu er in Nederland ook in winkelcentra, zwembaden en andere sportcentra en
uitgaansgelegenheden steeds vaker biometrische apparatuur wordt geinstalleerd
om ongewenste bezoekers te weren, is het te verwachten dat binnen niet al te
lange tijd pasfoto’s uit de paspoortdatabase voor andere doeleinden gebruikt
zullen worden, onder het motto: <<Het bestaat al dus laten we er gebruik van
maken>>. Omdat in de praktijk demonstranten gecriminaliseerd worden, is het te
verwachten dat die database ook tegen hen zal worden gebruikt. Daarvoor hoef je
zelfs niet gearresteerd te worden, foto’s van demonstraties kunnen met de
database vergeleken worden. In Den Haag is het al zo dat demonstranten steeds
vaker door de politie naar hun identiteitsbewijs wordt gevraagd en
geintimideerd worden.
* Waarom is gekozen voor gezichtsherkenning en vingerscans?
De Europese Unie heeft in december 2004 een besluit genomen over biometrie in
het paspoort. Volgens de richtlijnen van de ICAO, de Internationale Civiele
Luchtvaart Organisatie, was alleen de opslag van de gelaatscan voor
gezichtsherkenning verplicht. Het is niet waar dat de vingerafdrukken een eis
waren van de ICAO, zoals op de site van het ministerie van Binnenlandse Zaken
wordt beweerd. Onder voorzitterschap van Nederland hebben de Europese ministers
zelf de opname van vingerafdrukken aan het oorspronkelijke wetsontwerp
toegevoegd. Dit is vastgelegd in de verordening Betreffende normen voor de
veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten
afgegeven paspoorten en reisdocumenten (EG nr 2252/2004 van 29 december 2004.)
Is er nog wat tegen de biometrische paspoorten te doen?
De Grondwet en Internationale verdragen verplichten de wetgever rekening te
houden met principiele bezwaren, maar volgens de minister kunnen die bezwaren
kunnen niet zover gaan dat daardoor de vervaardiging van een degelijk
reisdocument onmogelijk wordt.
Met een kaartenactie wil ID Nee mensen ondersteunen/organiseren die principiele
bezwaren hebben tegen het biometrisch paspoort. Hieronder de tekst van de
kaart.
De tekst op de actiekaarten:
Aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Schedeldoekshaven 200, 2511 EZ Den Haag Postbus 20011, 2500 EA Den Haag
Geen chip in mijn paspoort of ID-kaart gewenst:
Ik heb principieel bezwaren / gewetensbezwaren tegen identiteitsdocumenten
waarin een chip is opgenomen.
Ik heb principieel bezwaar/ gewetensbezwaar tegen het vastleggen van
biometrische kenmerken in mijn identiteitsdocument.
Ik beschouw dit als een ernstige aantasting van mijn privacy.
Ik ben van mening dat het biometrische paspoort en identiteitskaart niet slechts
bedoeld zijn om de identiteit van reizigers vast te stellen maar ook bedoeld als
intern paspoort dat toegang geeft tot het maatschappelijk verkeer. Daardoor is
deelname aan de maatschappij niet meer een vanzelfsprekend recht. Ik beschouw
dat als een inbreuk op mijn rechten zoals vastgelegd in de grondwet en in
internationale verdragen.
Ik wil daarom afzien van een biometrisch identiteitsbewijs en vraag u dit
verzoek te respecteren.
—————————————————————————————————————————————————————————
ID Nee heeft dringend geld nodig om haar actie te kunnen voortzetten. Hun
gironummer is 3577337 tnv ID Nee, Utrecht
ID Nee / Meldpunt Misbruik Identificatieplicht is een onafhankelijke
vrijwilligersorganisatie is te bereiken op : Lauwerecht 55, 3515GN Utrecht
e-mail : .(JavaScript must be enabled to view this email address)
Voor uitgebreidere informatie over de campagne tegen biometrische paspoorten
kijkt u op:
http://www.id-nee.nl/paspoortaktietegenchip.html
De tekst van ID Nee is geselecteerd en bewerkt door Jeroen Breekveldt
************************************************************
Biopolitiek schreef over biometrische paspoorten:
Biometrie en de veiligheidsstaat, [Biopolitiek 32], 13 januari 2005
http://www.biopolitiek.nl/pivot/entry.php?id=188
Macht over het naakte lichaam, [Biopolitiek 55], 23 december 2005
http://www.biopolitiek.nl/pivot/entry.php?id=309&w=biopolitiek_nieuwsbrief
Reactie #1, gepost door: Mesri op: 08/05 om 12:50 PM
De praktijk van prenatale diagnostiek onder de loep
Myra van Zwieten geeft in haar promotiewerk een uniek kijkje in de keuken van de
prenatale diagnostiek praktijk. De dagelijkse problematiek van klinisch
genetici, cytogenetici en laboranten in het klinisch genetische centrum te
Amsterdam wordt voor het voetlicht gebracht. Van Zwieten probeert uit de doeken
te doen hoe er wordt omgegaan met zogenaamde onverwachte resultaten tijdens
prenatale diagnostiek.
‘The target of testing’ is de titel van het proefschrift, met de ondertitel:
‘Dealing with ‘unexpected’ findings in prenatal diagnosis.’ Kort gezegd
probeert Van Zwieten uit te doeken te doen hoe er wordt omgegaan met zogenaamde
onverwachte resultaten tijdens prenatale diagnostiek. Voordat ze haar
bevindingen bespreekt worden eerst enkele termen uitgelegd en het onderzoek in
een kader geplaatst.
Politieke lading van begrippen
Allereerst gaat haar onderzoek over de prenatale diagnostiek praktijk die
bedoeld is om te kijken of een foetus het syndroom van Down heeft1. Het
gebruikelijke traject is een maternale serum screening bij vrouwen die een
verhoogde kans hierop hebben2. Een verhoogde kans bestaat bij een leeftijd van
36 jaar en ouder, of enkele andere omstandigheden. Indien de screening een
verhoogde kans op Down laat zien, wordt een vruchtwaterpunctie of een
vlokkentest aangeboden. Van Zwieten’s onderzoek gaat over wat er na deze
invasieve test, dus vanaf het moment dat het celmateriaal van de vrucht het
klinisch genetisch centrum bereikt, allemaal gebeurt.
Op het begrip ‘abnormaliteit’ wordt slechts expliciet ingegaan, hoewel dit
misschien wel het meest politiek beladen begrip in het onderzoek is. Van
Zwieten stelt als voornaamste vraag waarop eigenlijk getest moet worden, en wie
dit moet gaan bepalen. Aan het doel van prenatale diagnostiek zijn uiteraard
normen verbonden, idee?n over wat voor soort kinderen mensen willen hebben.
Welke eigenschappen en condities van de foetus worden aangemerkt als afwijkend
van de norm, als niet-normaal, en worden in een testpraktijk opgenomen? De
redenen waarom bijvoorbeeld trisomy 21 opgenomen is in een testpraktijk wordt
in het midden gelaten. Hoewel Van Zwieten geen onderzoek naar juist het
ontstaan van de testpraktijk heeft gedaan, pleit van ze wel voor discussies
over wat er wel en niet getest zou moeten worden.
Een ander discutabel, door het hele proefschrift heen gebezigde begrip is het
woord ‘risico’. Het is jammer dat dit begrip niet nader wordt toegelicht. In
tegenstelling tot het begrip ‘kans’ heeft risico een negatieve klank. Een
risico is een kans op iets dat we eigenlijk niet willen. Risico impliceert dus
een handelingsperspectief, namelijk de neiging het risico te willen voorkomen;
in het geval van prenatale diagnostiek door middel van abortus. Het zou veel
beter geweest zijn het begrip ‘kans’ te gebruiken, omdat dit eerder als
positief of neutraal gezien zal worden. Erger is natuurlijk de gedachte dat het
begrip ‘risico’ door de klinisch genetici gebruikt wordt tegenover hun clienten,
ondanks hun vermeende non-directieve voorlichting.
De ontwikkeling van nieuwe methoden waarmee specifiek naar bepaalde
abnormaliteiten kan worden gezocht geeft een nieuwe draai aan discussies over
de prenatale diagnostiek praktijk. Doelgericht testen kan het aantal
‘onverwachte’ resultaten verminderen. Tegenstanders van doelgericht testen zien
het juist als een nadeel dat er hierdoor minder abnormaliteiten worden gevonden.
In ieder geval heeft doelgericht testen een grote invloed op hoe de bevindingen
gecommuniceerd kunnen worden naar de clienten.
‘Onverwachte’ resultaten
Hoofdstuk 2 is gewijd aan wat eigenlijk een ‘onverwacht’ resultaat is. De
huidige technologie die in het laboratorium wordt gebruikt maakt het mogelijk
veel meer chromosomale abnormaliteiten te ontdekken, dan alleen trisomy 21
(Down). Er worden namelijk een soort composities gemaakt van het DNA van de
aangeleverde cellen waarop ieder chromosoom te zien is, een karyogram. Het
karyogram van meerdere cellen worden onderzocht op abnormaliteiten.
Nu blijkt dat 50% van de abnormaliteiten die worden gevonden met een invasieve
test bij vrouwen van 35 jaar en ouder anders zijn dan trisomy 21 (Down). Zo
worden er andere trisomieen gevonden zoals trisomy 13 en trisomy 18. Ook worden
er zogenaamde sekse gerelateerde chromosoom abnormaliteiten gevonden zoals
Turner en Klinefelter. Misschien de moeilijkste vindingen zijn de mozaieken die
gevonden worden, dit zijn gevallen waarbij een deel van de foetus ‘normaal’ is
en een ander deel een abnormaliteit heeft. Of het kind normaal wordt of
afwijkingen heeft - en hoe ernstig die dan (te zien) zijn - is niet te
voorspellen.
Veel vrouwen blijken grotere problemen te hebben met het omgaan met dergelijke
onverwachte resultaten, dan met een uitslag over Down. Mensen verwachten iets
te horen over of hun foetus Down heeft of niet, en verwachten geen andere
uitslagen. Kiezen om een foetus met Turner of Klinefelter te aborteren valt
veel zwaarder omdat met deze aandoeningen makkelijk te leven valt. Mozaieken
maken het nog moeilijker, omdat er dan zelfs niet voorspelt kan worden in
hoeverre het toekomstige kind uiterlijke kenmerken zal vertonen die horen bij
het afwijkende deel van zijn of haar cellen. Mensen worden blijkbaar
blootgesteld aan allerlei moeilijke keuzen, die door de specialisten bestempeld
worden als het gevolg van ‘onverwachte’ resultaten.
Terecht vraagt Van Zwieten zich hier af of er in zo’n geval wel gesproken kan
worden van ‘onverwachte’ resultaten. Zij adviseert daarom tijdens een prenatale
genetische advisering de zwangere vrouw op de hoogte te stellen van deze kans op
het vinden van andere abnormaliteiten dan trisomy 21. Het probleem dat Van
Zwieten hier verwacht is dat er dan een discussie moet ontstaan over wat er nu
eigenlijk wel getest moet worden en wat niet. Klinisch genetici zitten niet te
springen om zich hierover uit te spreken.
De productie van test resultaten
Hoofdstuk 3 en 4 gaan over de constructie van resultaten in prenatale
diagnostiek. De testpraktijk blijkt geen eenduidige technische aangelegenheid
te zijn, maar zoals de filosofe Rapp beschrijft een ‘fabriek van feiten
constructie’. In dit proefschrift worden een aantal casussen besproken waaruit
blijkt hoe een test resultaat geproduceerd wordt, soms zelfs met behulp van de
client. Het onderzoek richt zich met name op het verklaren van zogenaamde
‘grijze’ resultaten. De ‘witte’ resultaten zijn de zogenaamde ‘goede’
resultaten terwijl de ‘zwarte’ natuurlijk de ‘foute’ zijn. Het getuigt van
weinig moreel besef dat een dergelijke racistische indeling wordt gebruikt in
de testpraktijk.
Van Zwieten toont echter aan dat het niet-sturende karakter van de advisering
naar aanleiding van test resultaten wel als model wordt aangenomen, maar dat er
tijdens het produceren van de resultaten wel morele overwegingen een rol kunnen
spelen. Zwangere vrouwen krijgen dus wel degelijk een uitslag te horen
gebaseerd op informatie die door de klinisch geneticus relevant wordt geacht.
Doelgericht testen
Nieuwe technologieen maken doelgericht testen mogelijk, bijvoorbeeld op trisomy
21. In het proefschrift wordt een indruk gegeven van discussies over de
wenselijkheid van deze nieuwe technieken. Van Zwieten concludeert dat een
discussie over wat er wel en wat niet getest mag worden niet langer uit de weg
kan worden gegaan.
Een moeilijk punt is wie mag bepalen wat getest wordt. Veel klinisch genetici
willen deze keus aan de clienten over laten. In ieder geval zou er grote
onenigheid ontstaan tussen klinisch genetici, als zij zich hierover moeten gaan
uitspreken. Dit houdt het doelgericht testen tegen, evenals de bedreiging die de
nieuwe technologie vormt voor de werkgelegenheid van de cytogenetici. Toch pleit
Van Zwieten juist wel voor het beantwoorden van deze vraag. Het zal een
interessante discussie worden met politieke en individuele argumenten. Het valt
te bezien in hoeverre onze liberale samenleving in staat is dergelijke vragen te
beantwoorden.3
Voor Werkplaats Biopolitiek is het interessant om na te gaan hoe de huidige
testpraktijk heeft kunnen ontstaan (Wietmarschen, 2006; Wietmarschen, 2003).
Naar ons idee is het voor de klinisch genetici te gemakkelijk om de huidige
praktijk voor lief te nemen, en gewoon de keuzelast volledig bij de client neer
te leggen. Het feit alleen al dat er gescreend moet worden op Down, een toestand
waarin mensen een heel gelukkig leven kunnen hebben, is een politieke keuze. Bij
het lezen van het proefschrift zat ik me voor te stellen hoe al die mensen
dagelijks in die laboratoria aan het werk zijn, cellen aan het kweken zijn,
overleggen, met mensen praten over de resultaten, puncties doen, etc. alleen
omdat Down niet wordt gezien als een variatie op het leven die er gewoon mag
zijn.
Het proefschrift is een interessant voorbeeld van een studie waarin de problemen
van een medische praktijk naar voren worden gebracht. Juist door te laten zien
dat besluiten in klinisch genetische centra uiteindelijk mensenwerk zijn, en
afhangen van individuele normen en waarden, en het contact met de client, wordt
de genetische testpraktijk een beetje uit een abstracte technische sfeer
gehaald. Het boek is een uitstekende bijdrage aan het ontwikkelen van een beter
beeld over de genetische testpraktijk in Nederland.
Herman van Wietmarschen
Bron:
Wietmarschen, Herman van (2003), ‘De politiek rond genentests,’ in BioBrief, 12.
http://www.biopolitiek.nl/pivot/entry.php?id=203#body.
Reactie #2, gepost door: Mesri op: 08/05 om 12:52 PM
Zwieten, Myra van (2006), ‘The target of testing,’ Buijten & Schipperheijn:
Amsterdam, ISBN 90-810755-1-9
Noten:
1. Werkplaats Biopolitiek wil het zoeken naar het syndroom van Down ter
discussie stellen. In de huidige prenatale diagnostiek praktijk wordt er vanuit
gegaan dat Down een abnormaliteit is, van dermate ernstige orde, dat abortus van
de foetus toegestaan is. Daarnaast word ook de 1% kans op miskraam door de
invasieve test zelf op de koop toegenomen, waarbij dus vooral ‘gezonde’
foetussen zullen worden getroffen. De legitimiteit van het testen op Down is
een politieke keuze, met grote gevolgen voor de acceptatie van mensen met Down
in onze samenleving.
2. Voor een maternale serum screening wordt bloed afgenomen van de zwangere
vrouw. Er wordt alleen gekeken of er een verhoogd of normaal risico is op
trisomy 21 (syndroom van Down). Bij een verhoogd risico wordt voorgesteld een
vruchtwaterpunctie of een vlokkentest te laten doen, waarmee zekerheid
gegarandeerd wordt ten aanzien van trisomy 21.
3. Hans Reinders laat in zijn boek ‘The future of the disabled in liberal
society’ zien dat de liberale moraal ontoereikend is om discriminatie tegen
gehandicapte mensen te voorkomen. Hij toont aan hoe de genetische testpraktijk
negatieve gevolgen heeft voor het beeld dat in de samenleving leeft over
gehandicapte mensen. Echter de liberale waarden van individuele vrijheid en
gelijkheid maken het moeilijk de genetische testpraktijk aan banden te leggen
om genetische discriminatie te voorkomen.
Reactie #3, gepost door: Mesri op: 08/05 om 12:53 PM
Commenting is not available in this channel entry.
Terug naar de hoofdpagina